Je rechten
bab449ae-2477-46b3-8fca-27c4c5741bd6
https://www.hetacv.be/je-rechten
true
Actualiteit
59ea6a04-d5cb-49bb-86bf-262457cb04b8
https://www.hetacv.be/actualiteit
true
Diensten
c7cddb17-187f-45c2-a0e2-74c299b8792b
https://www.hetacv.be/dienstverlening
true
Lid worden
abbb02d8-43dd-44b5-ae75-3cd90f78f043
https://www.hetacv.be/lid-worden
true
Het ACV
c62ac78b-1aa2-4cb9-a33b-59e6fc085fb4
https://www.hetacv.be/het-acv
true
Word nu lid

Arizona, het recept voor sociale afbraak?

Deze regering wil drastisch besparen. Ook de publieke sector wordt op een streng dieet gezet. De teneur is duidelijk. Deze regering leeft in de liberale illusie dat werknemers vandaag geen bescherming nodig hebben, dat ziekte en werkloosheid keuzes zijn en dat collectieve problemen maar individueel opgelost moeten worden. Armen en nieuwkomers zijn daarbij eerste slachtoffer, gevolgd door werklozen en zieken. En treffend met dit mannelijk kernkabinet mogen vooral vrouwen ook de gevolgen dragen.

Impact op Defensie

Vandaag kunnen militairen op 56 jaar met pensioen en wordt het pensioen berekend op het gemiddelde loon van de laatste tien jaar. Met de Arizona-beslissingen zal een militair tot 11 jaar langer moeten werken voor minder pensioen. En de situatie was al niet zo best. Jaarlijks word je als militair gemiddeld 66 uur per week ingezet. Honderden van deze uren worden niet vergoed, noch in tijd, noch in geld. Volgens de hr-diensten van Defensie zou betaling per uur bijna 300 miljoen per jaar extra kosten. Een militair wordt dus gemiddeld 7 jaar gratis ingezet op een loopbaan. Op een militaire loopbaan van 38 jaar presteren militairen dus eigenlijk 45 jaar (38+7) jaar.

Er staan maatregelen in het regeerakkoord die ervoor zorgen dat ook militairen vroeger kunnen stoppen. Zoals de 42/60 regel, wanneer je op 60 jaar 42 jaar loopbaanjaren hebt gepresteerd. Maar waarom worden die 7 jaar niet-vergoede uren niet meegenomen? Of wat te denken van het opsparen van twee jaar verlof (zoals in de privésector) en de recuperatie? Dan zou een militair op 58 jaar kunnen stoppen. De overheid en de maatschappij hebben een schuld opgebouwd bij iedere militair, deze werd tot nu toe aan het eind van de loopbaan vereffend. Als dat niet meer kan, vrezen we een leegloop van ervaren militairen.

 

“De overheidspensioenen worden geviseerd”

Langer werken voor minder pensioen. Zo zou je de plannen van de regering kort kunnen samenvatten. Maar er zijn ook nog addertjes onder het gras zegt Joris Lermytte, stafmedewerker pensioenen bij ACV Openbare Diensten.

“Heel de pensioenhervorming is in het ijle geschreven en staat ver af van de context waarin mensen dagelijks werken. Bovendien zijn de aangekondigde maatregelen nog verre van concreet. Sowieso wil de regering 5 miljard bezuinigen op pensioenen en arbeidsmarkt samen.

De pensioenhervorming bevat algemene ingrepen die iedereen zullen treffen. De index en minimumpensioenen zijn gelukkig gevrijwaard. Maar de voorwaarden voor vervroegd pensioen worden strenger: er komt een malus en de welvaartsenveloppe verdwijnt.

De ambtenaren kijken aan tegen een lange lijst ingrepen: vanaf 2027 komt er jaarlijks een jaar bij voor de berekening van de referentiewedde. Ook worden de jaren vanaf 2027 voor iedereen verrekend aan 1/60 en wordt de pensioenleeftijd voor de militairen opgetrokken. Vanaf 2026 wordt de perequatie (de verhoging gelijklopend met de stijging van de welvaart) afgeschaft. De overheidspensioenen worden geviseerd. Dat bovenop de hervormingen van de vorige regeringen, die het gemiddeld overheidspensioen al met 13 procent deed dalen. Wel laat men ruimte voor de mogelijke invoering van een aanvullend pensioen voor statutaire ambtenaren.

Zwaar beroep

“Ambtenaren met een zwaar beroep (politie, militairen, brandweer, onderwijs en douane) hebben een vervroegingscoëfficiënt om eerder met pensioen te kunnen. Zij kregen in het huidige stelsel een bonus van twee jaar bij een loopbaan van 40 jaar. Vanaf 2032 wordt het na 40 jaar nog maar één extra loopbaanjaar.” 

Verstrenging en boetes

“De voorwaarden voor vervroegd pensioen worden verstrengd. Er wordt een malus, of pensioenboete, ingevoerd voor wie niet de helft van een volledige loopbaan werkte. Dat zijn vaak vrouwen die halftijds werken om gezinstaken op te nemen. Zij kunnen op vervroegd pensioen maar krijgen dan een boete van 2 procent per jaar voor hun wettelijke pensioendatum. Terwijl ze sowieso maar een half pensioen hebben. Een onbegrijpelijke maatregel want dit gaat over de laagste pensioenen. De rode draad blijft langer werken voor minder pensioen. Alleen wie na zijn 67ste blijft doorwerken krijgt een pensioenbonus. Dat zijn mensen die geluk hebben wat hun gezondheid betreft en een job hebben die meestal niet te zwaar is. Een extra zuur gegeven voor mensen met een zwaar beroep.”

Personen bij lokale besturen

De pensioenen voor statutaire ambtenaren in de lokale sector worden gefinancierd door de lokale besturen. Dat geld komt uit het gesolidariseerd pensioenfonds. Aangezien er nauwelijks nog statutairen bijkomen (er zijn er nog maar 30 procent) blijven de bijdragen voor de besturen stijgen. ACV Openbare Diensten heeft daarom samen met de andere sociale partners om bijkomende federale en Vlaamse financiering gevraagd. In het federaal regeerakkoord wordt naar een oplossing verwezen, maar het is onduidelijk.  

 

Federale overheid

Handboek voor vijf catastrofale jaren

Over vier jaar zullen de federale diensten 1,6 miljard moeten besparen. Een aantal voorziene projecten worden geannuleerd, er moet 30 procent bespaard worden op de kabinetten en de Senaat wordt afgeschaft. Op de personeelsbudgetten is er een besparing van 1,8 procent per jaar. Het eerste jaar zal dat 77 miljoen euro bedragen, geaccumuleerd naar 2029 loopt dat op tot 392 miljoen.

Wat het meest zorgen baart is dat de regering alles wil veranderen: de structuren, de organisatie, de manier van tewerkstelling, de loopbanen en daarbovenop een zware besparing. Als dit het scenario is, dan worden het vijf catastrofale jaren. Er zijn ook minder opvallende maatregelen die toch grote gevolgen kunnen hebben. Neem de fusies van de departementen. Dat kan heel onschuldig lijken, maar kan ook leiden tot een volledige hertekening van het landschap doordat er een andere mentaliteit, cultuur en werkomgeving is. En er zijn tegenstrijdigheden rond telewerk. Enerzijds werd het afgebouwd, nu wordt het weer uitgebouwd.

Je hoort bepaalde politici zeggen dat vakbonden nooit met een oplossing komen. Maar als wij niet zeggen wat ze willen horen, dan zijn de vakbonden niet constructief. Het probleem is dat we heel weinig ruimte krijgen om onze visie op tafel te leggen.

Maar we kunnen wel kijken naar de modaliteiten op maat van de openbare sector. In de private sector worden barema’s afgesproken per sector. Een onderneming moet zich daaraan houden, maar mag wel meer betalen en de werknemer kan eisen stellen. Bij contractuele tewerkstelling voor de overheid is dat niet het geval.

 

Vlaamse overheid

VDAB: de jacht lijkt geopend

De regeringspartijen die op Vlaams niveau beslisten om minder middelen te geven aan de VDAB, zijn dezelfde partijen die op federaal niveau meer inspanningen vragen van de VDAB. Inspanningen zoals het sneller sanctioneren van de zogenaamde niet-werkwilligen. De vraag is of een dergelijke aanpak gaat werken. Alsof dat deel van de werkzoekenden heel de koek van onze sociale zekerheid zou opvreten. Hier wordt met zeer veel wantrouwen gesproken over mensen die moeilijk een job kunnen vinden.

Over wie gaat het? Er zijn momenteel 219.000 werkzoekenden in Vlaanderen. Daarvan zitten er zo’n 200.000 in een bemiddelingstraject van de VDAB, met zicht op werk. Dan is er nog een klein deel dat in een traject op langere termijn zit. Blijven over: 15.000 mensen die op lange termijn geen zicht hebben op werk. Dat zijn mensen die ook bij onze samenleving horen, maar die het  ongeluk hebben om met medische, sociale of psychologische problemen te kampen. 15.000 mensen op 2,5 miljoen tewerkgestelden. Die kleine groep zou ervoor zorgen dat onze sociale zekerheid onbetaalbaar is geworden? De jacht lijkt geopend op die kleine groep kwetsbaren.

 

Vrouwen worden minder betaald en ook nog eens gestraft

RoSa wil als kenniscentrum het genderbewustzijn in Vlaanderen bevorderen en hierdoor de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen in de samenleving helpen wegwerken. Directrice Bieke Purnelle ziet weinig tot geen vrouwvriendelijkheid in het federale regeerakkoord. 

“Er zijn wat tegenstrijdigheden in het regeerakkoord. Men wil naar een tewerkstellingsgraad van 80 procent met als motto dat wie werkt erop vooruit moet gaan. Maar het is niet zo dat werkende mensen er sowieso op vooruitgaan. Het hangt er maar vanaf wie ze bedoelen met ‘werkende mensen’. Er werken veel meer vrouwen deeltijds dan mannen: 40,2 procent van de vrouwelijke loontrekkenden werkt deeltijds, ten opzichte van 12,1 procent van de mannelijke. Bovendien werken veel vrouwen in zeer slecht betaalde sectoren zoals de diensten- en zorgsector. En vaak in sectoren met precaire, flexibele contracten. Meer dan 90 procent van de poetshulpen werkt deeltijds omdat er geen voltijdse contracten voor hen zijn. Op die manier krijg je automatisch een inkomenskloof tussen mannen en vrouwen.”

ZORGTAKEN

“Vrouwen werken vaak om andere redenen deeltijds. Ze nemen veel meer zorgtaken op zich, niet alleen thuis maar ook als mantelzorger voor hulpbehoevende ouders of schoonouders. Het probleem is dat dit soort werk niet wordt meegerekend bij de bepaling van het pensioen. Vrouwen worden – naast minder betaald – ook nog eens gestraft omdat ze in de loop van hun leven grote periodes broodnodige zorg verlenen. Men stelt dit vaak als optioneel voor: alsof vrouwen er bewust voor zouden kiezen. Maar zorg is niet optioneel, het is een noodzaak. Neem die weg en de samenleving stort compleet in elkaar.”

BABYBOETE

“Het discours van nu is dat iedereen moet bijdragen en dat kan volgens de overheid alleen maar als je een betaalde job hebt. Als je voor andere mensen zorgt, draag je dus niets bij, wat een heel bizarre gedachte is. Je moet zoveel mogelijk betaald werken en het maakt niet uit of die job zinvol is of iets bijdraagt aan de samenleving. Daar komt nog eens bij dat vrouwen die kinderen krijgen er in hun loopbaan op achteruitgaan. Dat heet in academisch onderzoek de baby- of moederschapsboete. Bij mannen en vrouwen zonder kinderen zien we een gelijke participatie aan de arbeidsmarkt. Zodra vrouwen kinderen krijgen, ontstaat er een kloof. En die loopt per kind op, bij drie kinderen al tot 30 procent. Dat zie je ook terug in verloning. Vrouwen maken minder kans op promotie, op beter betaalde jobs of op jobs met maatschappelijk aanzien. Wanneer mannen kinderen krijgen, zie je dat effect niet. Ze worden vaak zelfs als betrouwbaarder beschouwd, in tegenstelling tot vrouwen met kinderen. Die zouden minder ambitieus zijn, minder flexibel en veel te vaak thuisblijven. Vrouwen betalen letterlijk een prijs voor het moederschap, zowel in loon als in loopbaan.”

Mannen en vrouwen gelijk? Niet in de portemonnee!

• 1op 4 vrouwen werkt deeltijds tegenover 1 op 10 mannen.
• Vrouwen verdienen doorgaans 19,9% minder loon dan mannen. 
• Ook het bedrag van de werkloosheids- of ziekteverzekering is voor veel vrouwen lager omdat het berekend wordt volgens het brutoloon. 
• Er is een pensioenkloof van maar liefst 31%.
• Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in sectoren met precaire, flexibele en deeltijdse contracten.
• Binnen openbare diensten is de kloof tussen mannen en vrouwen een pak kleiner. Daarom pleiten we ervoor dit model als voorbeeld te nemen in andere sectoren.

 

Veiligheidsdiensten

Tot je 67ste op de brandweerladder kruipen

De veiligheidsdepartementen zijn blijkbaar de enige waarin geïnvesteerd zal worden. Mooi, maar als vakbond zetten wij vooral in op het welzijn van het personeel. De hoogte van de pensioenen en de verhoging van de pensioenleeftijd is onacceptabel, zeker omdat het over zware beroepen gaat.

Uit een studie van ACV Politie blijkt dat de maatregel om het pensioen te berekenen op méér dan de laatste tien jaar, een impact heeft op de laagste pensioenen van minstens 200 euro en voor de hogere pensioenen tot 500 tot 600 euro netto per maand. Er zou ook werk gemaakt worden van de aangepaste functies aan het einde van de loopbaan. Bij de politie werd die belofte al eerder gedaan, maar het blijkt gewoon een lege doos.

Het verhaal bij de brandweer is wat betreft pensioen en verloning gelijklopend met dat van de politie. Over de rol van de vrijwilligers is het regeerakkoord nogal vaag. Nochtans zijn de uitdagingen om vrijwilligers geëngageerd te houden groot. Zonder hen zou de brandweer als een kaartenhuis in elkaar vallen. Daar moet dus wel iets tegenover staan. En net als bij Politie, is er ook bij Brandweer die lege doos van aangepaste functies en de langere pensioenleeftijd. Terwijl een brandweerman gemiddeld 8 jaar korter leeft door de gezondheidsrisico’s van de job. Blijkbaar moet je tot je 67ste op een brandweerladder kruipen: er zijn geen aangepaste jobs voor hen.

 

Lokale besturen

Problemen voor de OCMW’s

Werklozen verliezen na twee jaar hun uitkering waarvan velen bij het OCMW van hun gemeente zullen moeten aankloppen. Maar de lokale besturen zijn daar helemaal niet op voorbereid. Voor een stad als Genk zou het gaan om 800 werklozen die hun werkloosheidsuitkering zouden verliezen en voor een leefloon moeten aankloppen bij het OCMW. Dat kan de stad niet aan, vanuit het OCMW is er niet direct mankracht aanwezig om dat allemaal snel te begeleiden en op te volgen. Er zijn nu al moeilijkheden bij de OCMW ‘s om de vacatures ingevuld te krijgen. Men moet nu in sommige steden en gemeenten al lang wachten op een afspraak om bij het OCMW langs te kunnen gaan.

Er zijn wel middelen voorzien in het federaal regeerakkoord, maar die werden nogal cryptisch omschreven: ‘de middelen zijn voorzien op voorwaarde dat er een geïndividualiseerd traject voor maatschappelijke integratie wordt voorzien’. Bovendien moet er aangetoond worden dat die personen terechtkomen in een duurzame tewerkstelling. Op basis daarvan zouden er middelen voor het OCMW beschikbaar komen. Maar voor de bijkomende personeelscapaciteit is niets voorzien. Daarbij komt dat in het verleden al vaker gebleken is dat de federale overheid in gebreke bleef bij het invullen van de financiële beloftes.

 

Re-integratie

De federale regering wil langdurige arbeidsongeschiktheid aanpakken. Tilly Hylebos, jurist bij ACV Openbare Diensten ziet grote bezwaren.

“Om langdurige arbeidsongeschiktheid aan te pakken, werden in het regeerakkoord strengere maatregelen opgenomen. Met de nadruk op een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij alle actoren actiever moeten bijdragen aan de re-integratie. De regering is ervan overtuigd dat dit zal leiden tot een snellere terugkeer naar de arbeidsmarkt. Wat wellicht meespeelde, is de geplande verlaging van de kosten voor het socialezekerheidsstelsel. De aangekondigde maatregelen zijn een ernstige inbreuk op de bescherming van langdurig zieken.”

Dit zijn de vijf belangrijkste geplande wijzigingen:

1. Strengere sancties langdurig zieken
Wie langer dan een jaar ziek is, krijgt een verplichte arbeidspotentieelbeoordeling en volgt een verplicht re-integratietraject. Er zijn zwaardere sancties voor wie onvoldoende meewerkt of een afspraak met de Terug Naar Werk-coördinator weigert. “Dit betekent dat er minder ruimte is om ziek te zijn. Het gaat uit van een visie dat mensen profiteren. Men gaat daarbij voorbij aan het gegeven dat veel langdurig zieken ook na een jaar nog niet terug aan het werk kunnen gaan. Daarnaast is er ook pas na 8 weken werkhervatting recht op gewaarborgd loon als er sprake is van herval.”

2. Strengere controle en stimulansen ziekenfondsen
Ziekenfondsen worden verplicht om arbeidsongeschikte personen te informeren over re integratiemogelijkheden, tenzij de medische situatie dit onmogelijk maakt. Het impliceert een actievere rol voor de ziekenfondsen. Hun financiering zal sterker afhangen van hun succes bij het terugleiden van langdurig zieken naar de arbeidsmarkt.

3. Verhoogde verantwoordelijkheid en verplichtingen werkgevers
Werkgevers worden verplicht de eerste twee maanden van de arbeidsongeschiktheid 30 procent van de ziekte-uitkering te betalen. Kmo’s worden vrijgesteld van deze verplichting. Er is de verplichting voor werkgevers om het arbeidspotentieel in te schatten na acht weken arbeidsongeschiktheid. Voor bedrijven met meer dan 20 werknemers is er sanctie voorzien wanneer er binnen 6 maanden geen re-integratietraject wordt opgestart voor werknemers.“Re-integratieacties worden ook sneller opgestart: vanaf dag een bij onderling akkoord, vanaf maand twee door de preventiearts en vanaf acht weken bij opstart door de werkgever. Er wordt geen rekening gehouden met de medische situatie van de arbeidsongeschikte, wat voor ons absoluut een no-go is. Daarnaast is ook voorzien dat men de termijn voor de opstart van de procedure medische overmacht verkort van 9 naar 6 maanden. Wat een enorme impact kan hebben op de gemoedsrust van de zieke werknemer die zich moet focussen op herstel eerder dan op de angst om aan de deur gezet te worden.”

4. Nieuwe rol behandelende artsen en arbeidsartsen
Er moet via een geschiktheidsattest of ‘fit note’ aangegeven worden welke taken nog uitvoerbaar zijn. Behandelende artsen zullen dus nauwer moeten samenwerken met arbeidsartsen en ziekenfondsen om de resterende arbeidscapaciteit in kaart te brengen. Via het ‘TRIO-platform’ moet de arbeidsarts rechtstreeks informatie bieden over de arbeidsongeschiktheid van werknemers, inclusief de aard van de gezondheidsproblematiek.

5. Versterkte rol preventieadviseurs
Er wordt voorzien om het re-integratieproces efficiënter te maken waardoor de samenwerking tussen de regionale bemiddelingsdiensten en preventiediensten wordt versterkt.

 

Het geld halen waar het zit?

“België loopt jaarlijks minstens 10 miljard euro mis”

Vermogens in België worden veel lichter belast dan inkomsten uit arbeid. ACV pleit voor een billijke vermogens- en vermogensinkomstenbelasting aan de hand van de invoering van een vermogenskadaster. Een vermogensbelasting is een belasting op het vermogen zelf. Een vermogenswinstbelasting is een belasting op de aangroei van het vermogen. Beiden sluiten elkaar niet uit. De potentiële opbrengst van een vermogensbelasting is minstens 5 miljard euro per jaar. De opbrengst van een algemene meerwaardebelasting op aandelen en vastgoed (exclusief eigen woning) bedraagt rond de 5 miljard euro jaarlijks. België loopt zo jaarlijks minstens 10 miljard euro mis.

Alle gegevens om tot een vermogenskadaster te komen zijn er. Indien er politieke wil is dan is een vermogenskadaster maar een kwestie van tijd. Argumenten over privacy zijn achterhaald, want men screent wel wie over een sociale woning beschikt.

ACV-voorstel

Het ACV stelt een vermogensbelasting voor van 1 procent op de eerste schijf van 1.000.000 tot 1.500.000 euro, 1,25 procent van 1.500.000 tot 2.000.000 euro en 1,5 procent op alles daarboven.

De eigen woning wordt hierbij geteld op basis van de werkelijke verkoopwaarde. De grenzen gelden per persoon en niet per gezin. Er zijn ook een aantal vermogenswinstbelastingen die we willen uitbreiden, zoals de belasting op intresten, dividenden en de belasting op huurinkomsten. We pleiten ook voor de invoering van een meerwaardebelasting op roerende en onroerende goederen. Bijvoorbeeld een van 30 procent op gerealiseerde meerwaarden op alle financiële producten, zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde, en op onroerende goederen die niet de eigen woning zijn.

 

De welvaartsenveloppe verdwijnt

De welvaartsenveloppe was een budget waarmee alle uitkeringen (pensioenen, ziekte, arbeidsongevallen, werkloosheid en sociale bijstand) werden verhoogd bovenop de index zodat ze het niveau van de welvaart volgden. Het is een belangrijk instrument om de laagste uitkeringen te ondersteunen omdat zowat alle minimumuitkeringen zich nog onder de armoedegrens bevinden.

Het verdwijnen van de enveloppe leidt in de begroting tot 2029 tot een besparing van 2,8 miljard. In de plaats daarvan zou er vanaf 2026 een zeer beperkt bedrag van 25 miljoen per jaar komen om bepaalde uitkeringen te verhogen. Voorlopig is onduidelijk over welke uitkeringen het gaat.

Vakbonden, armoedeorganisaties en ziekenfondsen verzetten zich tegen deze drastische beslissing. Op termijn gaat het om een groot verlies aan inkomen en dat zullen we merken aan stijgende armoedecijfers.

Hoe wordt de armoedegrens bepaald?

De armoedegrens is een Europese definitie en wordt vastgesteld op 60 procent van het mediaaninkomen van de hele bevolking. Wie daaronder valt, zit in de armoede. In België gaat dat over 11,5 procent van de bevolking. 18,2 procent loopt het risico om in de armoede te belanden.