Leven van een uitkering
Leven van een uitkering is geen lachertje. Zeker niet met een uitkering die niet verhoogt, ookal wordt het leven duurder.
Leven van een uitkering is geen lachertje. Zeker niet met een uitkering die niet verhoogt, ookal wordt het leven duurder.
Veel mensen ontvangen een uitkering. Uitkeringen bestaan er in allerlei soorten, maar de bron is altijd dezelfde: de sociale zekerheid. Of het nu gaat om werkloosheids-, ziekte-, invaliditeitsuitkering of pensioen. Uitkeringen vormen dan ook een belangrijke bron van inkomsten voor velen.
Uitkeringen verdienen dan ook de volle aandacht, ook van de werkgevers en politici.
De werkgeversorganisaties weigeren echter de ‘welvaartsenveloppe’ te gebruiken waarvoor ze dient. De welvaartsenveloppe bevat een vast budget waarmee de sociale gesprekspartners (met goedkeuring van de regering) werkloosheidsuitkeringen, pensioenen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en uitkeringen in geval van arbeidsongeval en beroepsziekten kunnen verhogen bovenop de normale indexatie. Zo worden de uitkeringen aangepast aan de welvaartstoename.
De werkgevers willen dit debat voor een zoveelste keer koppelen aan onderhandelingen over het interprofessioneel akkoord 2021-2022 (IPA). Zo wordt de welvaartsenveloppe dus gebruikt voor zaken waarvoor ze niet dient. En blijven de mensen met een uitkering maar weer eens in de kou staan.
Leven met een uitkering is geen lachertje! Lees hieronder de verhalen van 4 moedige mensen die getuigen over hun leven.
Hella is alleenstaande en heeft één dochter van 23.
‘Zes jaar geleden heb ik een burn-out gekregen. Ik heb eerst een ziekte-uitkering gekregen, maar nu krijg ik een werkloosheidsuitkering van 1099 euro per maand. Die vul ik een beetje aan door als wijkwerker kinderopvang te doen in een school. Ik kom amper rond. Het is heel, heel moeilijk.
Ik heb gelukkig een sociale woning. Voor de huur zelf betaal ik 250 euro , maar daar komen natuurlijk nog veel kosten bovenop, vaste kosten, voeding, en de kosten voor mijn dochter. Mijn dochter heeft veel psychische problemen. Er gaat veel geld naar haar psychiater, en elke keer als ze opgenomen wordt, zijn dat zware kosten. De medische kosten heb ik alleen maar kunnen betalen doordat mijn ouders financieel bijsprongen. Anders was het onmogelijk geweest haar te laten helpen.
Ik heb het, sinds mijn burn-out, ook heel moeilijk, maar ik sta zelf op een wachtlijst van het CGG, maar het kan nog lang duren voor ik daar terecht kan. Maar het CGG is het goedkoopst. Het is nu het belangrijkst dat mijn dochter geholpen kan worden.
Ook voor de schoolrekeningen van mijn dochter heb ik hulp gekregen van mijn ouders. Ze hebben echt heel veel moeten bijspringen. Zonder de financiële steun van mijn ouders zou ik het absoluut niet gered hebben.
En dan nog moet ik constant rekenen, constant opletten. Op he eind van de maand schiet er echt niks over. Ik koop altijd het goedkoopste eten. Sinds de corona-crisis is het leven enorm veel duurder geworden, maar mijn uitkering is wel hetzelfde gebleven. He wordt nu wel heel erg moeilijk. Vlees komt er niet veel meer op tafel. Alleen nog simpele goedkope kost.
Extraatjes zitten er niet in. Ik ben al 20 jaar niet meer op reis geweest. Een keer uit gaan eten, heb ik al jaren niet meer gedaan. Ik leef echt heel, heel zuinig. Ik heb voor mezelf niet veel nodig. Ik ben blij dat ik een dak boven mijn hoofd heb, dat heeft zelfs niet iedereen.
Saskia is alleenstaand. Haar beide volwassen kinderen zijn het huis uit.
‘Ik kom uit een typisch middenklassegezin. Mijn moeder was leerkracht, mijn vader bediende. Ik ben van opleiding opvoedster, maar mijn toenmalige echtgenoot en ik zijn allebei in de werkloosheid terechtgekomen. Toen leefden we samen onder het bestaansminimum. Op een bepaald moment zijn we gescheiden. Door chronische ziekte ontvang ik nu een ziekte-uitkering. Toen mijn dochter nog thuis woonde, kon ik het nog redden. Maar nu zij het huis uit is, is mijn uitkering naar beneden gegaan en vallen de kinderbijslag, de alimentatie en een aantal toelagen weg. Ik heb nu netto 1000 euro minder en moet rondkomen met 1200 euro. Tegelijkertijd is mijn huur omhooggegaan omdat ik alleenstaande ben. Toen mijn dochter nog thuis woonde, was mij een sociale woning toegewezen met drie slaapkamers. Die is nu uiteraard te groot voor een alleenstaande volwassene, dus verhuis ik binnenkort. Ik vind niet dat ik recht heb op die woning. Ik weet hoe lang de wachtlijst voor sociale woningen is. Ik vind niet dat ik het recht heb twee slaapkamers te laten leegstaan. Het is mijn morele en maatschappelijke plicht om kleiner te gaan wonen. Mijn nieuwe huur, voor een tweekamerappartement bij de Sociale Bouwmaatschappij, bedraagt 450 euro – 150 euro meer dan mijn grotere huidige woning. Dat komt doordat mevrouw Homans besloten heeft om sociale woningen te beschouwen als gewone woningen en te kijken naar de marktwaarde. Dat is te idioot voor woorden. Ik verhuis naar Sint-Maartensdal. Mensen die daar op de 20ste verdieping wonen – in een sociaal appartement – betalen er meer dan mensen die er op de eerste verdieping woning. Omwille van het uitzicht. Dat de lift drie kwart van de tijd niet werkt, wordt dan weer niet meegenomen in de prijs.
Bovenop de huur van 450 euro komen nog de vaste kosten: elektriciteit, water, gas, telefoon, internet. Tv heb ik al opgezegd om te besparen. En dan zijn er nog de medische kosten, bijvoorbeeld van ziekenhuisopnames. Er komt mij ook iemand helpen van Familiehulp, die ik helemaal uit eigen zak moet betalen. Eigenlijk heb ik recht heb op een zorgbudget vanuit de gehandicaptensector, maar daar sta ik op de wachtlijst.
Ik heb het uitgerekend. Na de huur, de vaste en de medische kosten houd ik 2 euro over om aan de maand te beginnen. Hoe ik dat ga doen? Heel eerlijk? Ik weet het niet. Naar het buurthuis gaan, daar gaan bedelen?
Ik ben niet alleen. Er zijn er nog zovelen die in hetzelfde schuitje zitten. Want achter iedere persoon met een uitkering zit een verhaal en een zware rugzak. Mijn realiteit is de realiteit die heel veel mensen met een uitkering meemaken. En dan ben ik bij de gelukkigen die in een sociale woning zitten. En ik heb het geluk dat ik een uitkering heb die ze me niet kunnen afpakken of die degressief naar beneden gaat. Want de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen, daardoor belanden zoveel mensen bij het OCMW.
Ik hoop zo dat de vakbonden blijven vechten voor de welvaartsvastheid van de uitkeringen. Ik hoop dat we op een dag op zijn minst de Europese armoedegrens halen.
Dit jaar in april wordt Jan door zijn werkgever op tijdelijke werkloosheid gezet. Hij werkt in de evenementensector en corona hakt er zwaar in. Eind mei krijgt hij een telefoontje van zijn werkgever, die vertelt hem dat er niet meteen een uitweg is. De boeken van zijn KMO gaan onherroepelijk dicht.
Jan is er nog altijd het hart van in. Hij werkte 15 jaar voor het bedrijf. Geëmotioneerd zegt hij: “ik ben de job van mijn leven kwijt.”
Eind september zit Jan nog steeds werkloos thuis. Net voor de Corona-crisis kocht hij met zijn vrouw een huis. De 2 kinderen, eentje van 7 en eentje van 5, vinden het natuurlijk geweldig dat papa zo vaak thuis is. Toch solliciteert Jan dagelijks en volgt allerlei online opleidingen via de VDAB. Hij heeft er echt alles voor over om ’s ochtends weer naar het werk te kunnen vertrekken. “Ik wil me zo graag opnieuw nuttig voelen”, zegt hij.
Plots moet dit gezin met heel wat minder financiële middelen rondkomen. Vanzelfsprekende uitgaven worden geschrapt, en boodschappenlijstjes worden uitgedund. “Intussen loopt de afbetaling van de lening onverbiddelijk verder. En de hobby’s’ van de kinderen zijn in september ook weer opgestart. Noodgedwongen maken we nu een maandelijkse planning op van onze uitgaven”, vertelt Jan. “Het is nog net haalbaar, maar ik hou mijn hart vast want als ik niet snel een job vind zal mijn werkloosheidsuitkering gaan dalen en dan wordt het voor ons echt te zwaar”.
Rudi is ervaringsdeskundige in de armoede. Enkele jaren geleden leefde hij als alleenstaande vader van twee tienerkinderen van een uitkering van 1100 euro.
‘Ik kon mijn kinderen kleden, ik kon ze eten geven, ik kon ze naar school laten gaan, maar een extraatje, eens op reis gaan… dat ging niet. Dat is niet levensnoodzakelijk, maar elk kind gaat wel graag eens op vakantie.
Ik vond persoonlijk nooit dat we arm waren. We hadden altijd eten in huis, we hadden een huis, het huis kon altijd verwarmd worden, we konden tv en internet betalen, maar de er was veel dat de kinderen niet konden hebben. Ze hebben daarmee leren leven. Maar het heeft wel psychisch een zware impact gehad. Het zat soms in kleine dingen. De eerste schooldag doen leerkrachten, zonder erbij stil te staan, een rondje: en waar zijn jullie geweest? Voor mijn zoon was dat bijzonder genant. De ene was naar Frankrijk geweest, de andere naar Brazilië, nog een andere naar Kroatië… En hij moest vertellen: wij zijn een keer gaan zwemmen.’
Rudi volgde een opleiding tot ervaringsdeskundige in de armoede, en werkt tegenwoordig bij Welzijnszorg, bij Samen tegen onbetaalde schoolfacturen, dat gestart is in september 2017. Daar ziet hij de omvang van het armoedeprobleem.
‘Steeds meer ouders kunnen de schoolfacturen niet betalen. Hun aantal neemt elk jaar toe. Vaak zijn ze ook zeer verlegen om naar de school te stappen om te zeggen: ik kan dat niet. We merken ook dat er meer en meer ouders zijn die de schoolboeken niet kunnen betalen. De schoolboeken zijn een van de grootste problemen. Die kosten kunnen oplopen tot 300 à 400 euro per kind per schooljaar. Wij voeren in september ook de ‘Boekencheck’ uit. Daaruit bleek dat 2% van de leerlingen vorig jaar half september nog geen boeken had. (De scholen die mee telden waren meestal ook overtuigde scholen. We vermoeden dat het aantal aanzienlijk hoger ligt.) En elk jaar wordt het erger. De reden is simpel: de armoede stijgt. De kosten nemen toe, maar de uitkeringen stijgen niet navenant.
Het is schrijnend. Heel wat kinderen hebben ook geen eten mee naar school. Zij zitten met honger in de klas. We horen van schooldirecties vaak dat ze medelijden hebben met de kinderen die met een lege brooddoos naar school komen, en dan zelf een brood kopen of wat soep aanbieden. Veel kinderen kunnen ook niet mee op schooluitstap, of op sportdag, want ook dat kost geld. Je zou versteld staan hoeveel ouders nepredenen bedenken om hun kinderen niet mee te laten doen aan de sportdag, om toch maar niet te moeten zeggen: ik kan dat niet betalen. Dat kind gaat dan niet mee. Scholen proberen soms zelf met de beste bedoeling iets te verzinnen. Voor een sportdag bieden ze dan bijvoorbeeld 3 keuzes aan: ‘Voor 20 euro kunnen ze gaan paardrijden, en voor 10 euro gaan muurklimmen. En voor de kinderen die het echt niet kunnen betalen hebben we een mooie boswandeling georganiseerd.’ Goed bedoeld he. Maar elk kind wil paardrijden, elk kind wil muurklimmen. En het doet pijn voor een kind als vriendjes dat kunnen maar hij of zij niet. En zo zijn er velen. Vergeet niet dat 1.7000.000 Belgen in armoede leven.’