Krachtlijn 7
Alle onderwijspersoneelsleden hebben gedurende hun hele loopbaan recht op een professionaliseringstraject over digitalisering, bekostigd door de werkgever en uitgetekend in functie van het uitvoeren van hun kerntaken en opdrachten.
Alle onderwijspersoneelsleden hebben gedurende hun hele loopbaan recht op een professionaliseringstraject over digitalisering, bekostigd door de werkgever en uitgetekend in functie van het uitvoeren van hun kerntaken en opdrachten.
Dat we leven in een snel veranderende maatschappij, is genoegzaam bekend. Nog nooit evolueerden kennis en wetenschap, maatschappelijke context en menselijke relaties, technologie en techniek zo snel. De 21ste eeuw is zowat een kwarteeuw geleden uit de startblokken geschoten als de eeuw van de haast niet bij te benen innovatie. Digitalisering speelt daarbij een hoofdrol.
Om op een betrokken, actieve of creatieve manier te kunnen blijven deelnemen aan die maatschappij, is het van belang dat we blijven leren, levenslang en levensbreed. De innoverende maatschappij is aldus meteen ook een lerende maatschappij. Het aanbod van levenslang leren in verschillende onderwijssectoren en -niveaus is dan ook enorm (basiseducatie, deeltijds kunstonderwijs, volwassenenonderwijs en hoger onderwijs, naast vele privé-initiatieven).
Het onderwijs is net als de maatschappij waarin het is ingebed, voortdurend in beweging, in evolutie. Ook hier speelt
digitalisering een belangrijke rol, niet alleen als werkmiddel (het gebruik van allerlei digitale tools), maar ook als lesinhoud (lerenden praktisch en kritisch leren omgaan met digitale middelen, artificiële intelligentie mediawijsheid …).
Op deze uitdagende opdracht moet ons onderwijzend personeel reeds in de basisopleiding (de lerarenopleiding) degelijk voorbereid worden: welke digitale tools zijn er? Waar/hoe vind je ze? Wanneer, waarvoor, hoe gebruik je ze (kritisch en zinvol)? Hoe beïnvloeden ze wat we doen (onze didactiek) en hoe we met de lerenden omgaan (pedagogie, klasmanagement)? Hoe leer je lerenden ze (kritisch en zinvol) te gebruiken? Hoe maak je doordachte digitale keuzes? Hoe kan je zelf kritisch deelnemen aan overleg over digitalisering? Enzovoort.
Aangezien de digitale wereld niet stilstaat, moeten leerkrachten gedurende hun hele loopbaan de kans krijgen hun digitale kennis en vaardigheden geregeld, in functie van hun noden, bij te spijkeren. We zien de loopbaanlange professionalisering, in casu over digitalisering, niet zozeer als een ‘plicht’ (een van de kerntaken van een leerkracht), maar eerder als een individueel recht. Het professionaliseringstraject dient dan ook afgestemd te zijn op het ‘digitale profiel’ (de sterktes, interesses en noden) van het individuele personeelslid. Tools, zoals de door het Kenniscentrum Digisprong ontwikkelde Digisnap, zijn daarbij een praktisch en zinvol hulpmiddel, op voorwaarde dat ze gebruikt worden als zelfreflectietool, niet als evaluatiemiddel.
Natuurlijk geldt het recht op loopbaanlange professionalisering, in casu over digitalisering, voor COC niet alleen voor het onderwijzend personeel, maar voor alle onderwijspersoneelsleden. Ook administratieve medewerkers, CLB-collega’s et cetera maken bij het uitvoeren van hun taken volop gebruik van digitale middelen en hebben recht op een degelijke opleiding, telkens wanneer zij die nodig hebben.
In een lerende maatschappij kan professionalisering van de onderwijspersoneelsleden beschouwd worden als een van ‘de middelen die zij nodig hebben om hun opdracht uit te voeren’, en overeenkomstig de decreten rechtspositie (zie duiding bij krachtlijn 6) moet die dan ook ‘ter beschikking’ gesteld (lees: bekostigd), worden door het bestuur van de betrokken onderwijsinstelling, en bij voorkeur plaatshebben binnen de werkuren.
Dat laatste houdt in dat er ook nagedacht moet worden over hoe collega’s die wegens professionalisering afwezig zijn op de werkvloer, vervangen kunnen worden zonder verhoging van de planlast voor de andere collega’s. Zo kan men zich de vraag stellen of het zinvol en praktisch haalbaar is/zal blijven om alle onderwijspersoneelsleden op geregelde tijdstippen van de werkvloer te halen voor professionaliseringssessies, dan wel of ze bijvoorbeeld op bepaalde momenten van hun loopbaan de kans zullen krijgen even een stapje opzij te zetten (sabbaticals voor onderwijspersoneelsleden?). Dat pijnpunt is vanzelfsprekend niet eigen aan professionalisering over digitalisering en verdient dan ook een ruimer debat.
>>> Het moge duidelijk zijn: wil men de digitalisering van het onderwijs op een doordachte, duurzame en democratische manier uitrollen en verderzetten, dan moeten we ijveren voor voldoende recurrente middelen (financiering en uren) én voldoende aanbod voor een loopbaanlange professionalisering over digitalisering voor alle onderwijspersoneelsleden! Enkele ICT-bootcamps zijn ruim onvoldoende.