Krachtlijn 6
Alle onderwijspersoneelsleden hebben recht op de individuele digitale uitrusting die noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun kerntaken en opdrachten. Deze uitrusting wordt ter beschikking gesteld door de werkgever.
Alle onderwijspersoneelsleden hebben recht op de individuele digitale uitrusting die noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun kerntaken en opdrachten. Deze uitrusting wordt ter beschikking gesteld door de werkgever.
Het lijkt een evidentie: als je voor een bepaalde werkgever gaat werken, voorziet die je van het materiaal dat je nodig hebt om je job te doen. De postbode krijgt van bpost een uniform en een fiets/bestelwagen ter beschikking om naar behoren de post te bezorgen.
Zo dacht ook de wetgever er voor onderwijspersoneelsleden over. In de decreten rechtspositie voor onderwijspersoneelsleden staat expliciet:
“De inrichtende macht stelt aan haar personeelsleden de middelen ter beschikking die zij nodig hebben om hun opdracht uit te voeren.” (voor het gesubsidieerd onderwijs, 1991/2011)
“De raad van bestuur – voor het vormingscentrum de afgevaardigd bestuurder – stelt aan haar personeelsleden de middelen ter beschikking die zij nodig hebben om hun opdracht uit te voeren.” (voor het Gemeenschapsonderwijs, 1991/2011)
“Het centrumbestuur stelt aan zijn personeelsleden de middelen ter beschikking die ze nodig hebben om hun opdracht uit te voeren.” (voor de basiseducatie, 2017)
Met ‘personeelsleden’ worden in de decreten zowat alle personeelscategorieën bedoeld (dus zowel besturend als onderwijzend, opvoedend, ondersteunend, administratief, (para)medisch, sociaal, psychologisch … personeel), met uitzondering van het personeel van de pedagogische begeleidingsdiensten.
In de praktijk bleven deze decretale regels echter vaak dode letter. Vele onderwijspersoneelsleden voorzien al jaren zelf in het gros van ‘de middelen die zij nodig hebben om hun opdracht uit te voeren’. En dan gaat het heus niet alleen over de boekentas, de mappen en de rode (of groene) balpennen. In het digitale tijdperk ging het ook om hard- en software voor thuisgebruik (in de meeste onderwijsinstellingen kunnen personeelsleden al langer in situ gebruikmaken van digitaal materiaal, zij het vaak gedeeld onder de collega’s).
In het kader van de steeds maar toenemende digitalisering van het onderwijs (en zeker met de lancering van de Digisprong in het leerplichtonderwijs eind 2020) was deze voorziening dringend aan een renewal toe. In cao XII/cao V (afgesloten in het najaar van 2021) lezen we onder §4/3 (‘Kwaliteitsvol werken in onderwijs’) bij ‘Aanbevelingen over gebruik digitale communicatiemiddelen’:
“We geven een extra boost aan de scholen om in kader van digitaal werken de nodige middelen te voorzien om het onderwijzend personeel digitaal uit te rusten.”
Dat werd in de pers algauw vertaald tot ‘een laptop voor iedere leraar’, iets wat door de buitenwereld weleens verkeerd werd opgevat als ‘elke leraar krijgt een (eigen) laptop’. Quod non: de school krijgt middelen om ervoor te zorgen dat alle leerkrachten de digitale uitrusting kunnen gebruiken die nodig is om hun kerntaken en opdrachten uit te voeren. Dat betekent voor COC meteen ook dat de digitale uitrusting in de mate van het mogelijke dient afgestemd te zijn op de individuele kerntaken en opdrachten van het betrokken personeelslid. Voor deze ‘extra boost’ werd in cao XII een eenmalig budget vastgelegd van 50 miljoen euro (uit de pot van de Digisprong), aan te vullen met ‘eenmalige restbudgetten op deze cao’ (nog eens goed voor zo’n 37 miljoen euro).
Ofschoon een mooie (en noodzakelijke) geste met een serieus prijskaartje, rezen en rijzen er toch nog enkele vragen:
>>> Het moge duidelijk zijn: wil men de digitalisering van het onderwijs op een doordachte, duurzame en democratische manier uitrollen en verderzetten, dan moeten we blijven ijveren voor voldoende recurrente* middelen voor een individuele, degelijke en up-to-date digitale uitrusting voor alle onderwijspersoneelsleden!