Je rechten
bab449ae-2477-46b3-8fca-27c4c5741bd6
https://www.hetacv.be/je-rechten
true
Actualiteit
59ea6a04-d5cb-49bb-86bf-262457cb04b8
https://www.hetacv.be/actualiteit
true
Diensten
c7cddb17-187f-45c2-a0e2-74c299b8792b
https://www.hetacv.be/dienstverlening
true
Lid worden
abbb02d8-43dd-44b5-ae75-3cd90f78f043
https://www.hetacv.be/lid-worden
true
Het ACV
c62ac78b-1aa2-4cb9-a33b-59e6fc085fb4
https://www.hetacv.be/het-acv
true
Word nu lid

Krachtlijn 5

De professionele autonomie van het onderwijspersoneel en de reële keuzevrijheid van onderwijsinstellingen inzake digitale leermiddelen en platformen mogen niet bedreigd worden door de voortschrijdende commercialisering van de digitalisering van het onderwijs.

De professionele autonomie van het onderwijspersoneel en de reële keuzevrijheid van onderwijsinstellingen inzake digitale leermiddelen en platformen mogen niet bedreigd worden door de voortschrijdende commercialisering van de digitalisering van het onderwijs.

 

Op ons vorige congres in 2018 maakten we duidelijk dat voor COC een beroep in het onderwijs niet zomaar een job is, maar ‘steunt op verantwoordelijkheid, expertise en autonomie’. Die autonomie werd als volgt gedefinieerd:

“Eerst en vooral verwijst autonomie naar de beslissings- en handelingsruimte die personeelsleden in onderwijs nodig hebben om hun kennis en vaardigheden te vertalen naar een gepaste aanpak in concrete situaties. Goede leraars laten zich niet leiden door een gedetailleerd script dat anderen hebben bedacht. Ze zijn in staat om, met respect voor te realiseren onderwijsdoelen, hun onderwijsaanbod zelf vorm te geven en het af te stemmen op de leerlingen waarmee zij werken.”

Dat houdt concreet in dat onderwijspersoneelsleden, in casu leerkrachten, autonoom – weliswaar overeenkomstig de afspraken binnen de onderwijsinstelling – beslissen hoe ze hun lesinhouden aanbrengen (didactische vrijheid): ze kiezen vanuit hun expertise en ervaring en in overleg met hun collega’s voor bepaalde didactieken, werkvormen, oefeningen, didactische middelen et cetera.

Die autonomie werd in de praktijk altijd al een beetje ‘gestuurd’ doordat er naast het vele door leerkrachten en vakgroepen zelf ontworpen lesmateriaal, ook veelvuldig beroep gedaan wordt op commercieel uitgegeven materiaal (hand- en werkboeken, invulboeken en oefenblaadjes, naslagwerken zoals woordenlijsten en atlassen …). Dat wordt weliswaar opgesteld op basis van de leerplannen en door (of tenminste met inbreng van) leerkrachten, maar legt toch steeds een didactisch parcours vast. En zoals geweten gaan sommige leerkrachten daar vanuit hun professionele autonomie heel kritisch en creatief mee om, terwijl andere de handboeken wat strikter volgen.

In het kielzog van de digitalisering van het onderwijs (die nog een versnelling hoger ging tijdens de coronacrisis) lijkt die autonomie nog wat meer in het gedrang te komen: is het opstellen van eigen cursusmateriaal nog een haalbare kaart voor een leerkracht/vakgroep, dan is het ontwerpen van digitale leermiddelen dat al veel minder. De facto is het gros van onze digitale leermiddelen en platformen ontworpen door commerciële EdTech-partners (of ‘edupreneurs’), die aldus steeds meer de didactiek in handen nemen. De VLOR waarschuwde hiervoor reeds in zijn advies met de veelzeggende titel Onderwijs aan het roer van het digitale onderwijs:

“Digitalisering is niet neutraal. Ze beïnvloedt de opvatting over wat (goed) onderwijs is en het geeft (mee) vorm aan het onderwijs- en leerproces. De EdTech-markt ontwikkelt in sneltempo digitale tools en methoden die ontworpen zijn op basis van de didactisch-pedagogische principes van de (private) ontwikkelaar. EdTech-spelers nemen zo, via zowel digitale infrastructuur als via de professionalisering van leraren, de didactiek in handen. Het onderwijs wordt zo steeds meer een consument van didactische tools waar het verder weinig pedagogisch-didactisch zeggenschap of eigenaarschap over heeft. (…) Het onderwijs dreigt daarmee de regie over het onderwijs- en leerproces van leerlingen te verliezen.”

“Private ondernemingen kunnen ondersteunend werken, maar de lead ligt bij de publieke onderwijsactoren, de scholen en de leraren. Zij moeten aan het roer (blijven) staan van het onderwijs- en leerproces. Private (en commerciële) spelers kunnen via digitalisering onderwijs ondersteunen, maar mogen de kerntaken van onderwijs geenszins overnemen. (…) Omgekeerd kan onderwijs niet gedwongen worden te functioneren volgens de mogelijkheden of beperkingen van private spelers.”

De enorme toename van het gebruik van digitale tools in het onderwijs heeft een ongeziene groei van de EdTech-markt veroorzaakt. De EdTech-partners brengen echter elk hun eigen systeem op de markt en bekommeren zich niet (uit commerciële overwegingen mogelijk zelfs integendeel) om de integratie van de verschillende tools. Dat belemmert dan weer de keuzevrijheid (in casu de leveranciersonafhankelijkheid) van scholen: eenmaal gekozen voor een bepaald systeem, word je de facto gedwongen ermee verder te gaan. COC onderschrijft daarom de oproep van de VLOR om via open standaarden en interoperabiliteit te komen tot een open en diverse onderwijsmarkt om zo van digitalisering in onderwijs een duurzaam verhaal te maken.

Als gevolg van de commercialisering van de digitalisering van het onderwijs zijn er nog twee fenomenen die onze aandacht verdienen omdat ze de autonomie van het onderwijspersoneel en de keuzevrijheid van onderwijsinstellingen dreigen aan te tasten:

  • aangezien de Vlaamse onderwijsmarkt al bij al een kleine, maar heel versnipperde markt is, kan er al snel op
    bepaalde gebieden de facto (niet de jure) een monopoliepositie ontstaan, wat de keuzevrijheid nooit ten goede
    komt;
  • sommige digitale tools en leerplatformen eigenen zich (stilzwijgend of via ‘de kleine lettertjes’) het eigendomsrecht
    toe van door leerkrachten ontworpen les- en oefenmateriaal; dat gaat vanzelfsprekend in tegen de
    vigerende decreten rechtspositie van het onderwijspersoneel en belemmert hun keuzevrijheid (zo is het
    moeilijker om van platform te veranderen, uit vrees om eigen lesmateriaal te verliezen). COC vindt trouwens
    dat onderwijspersoneelsleden zelf over de volle auteursrechten (morele én gehele vermogensrechten) op hun
    les- en oefenmateriaal moeten beschikken. Dat pijnpunt is vanzelfsprekend niet uitsluitend gelinkt aan de digitalisering
    van het onderwijs en verdient dan ook een ruimer debat.

>>> Het moge duidelijk zijn: wil men de digitalisering van het onderwijs op een doordachte, duurzame en democratische
manier uitrollen en verderzetten, dan moet de professionele autonomie van het onderwijspersoneel gewaarborgd
blijven. Om dat te garanderen zijn diepgaand overleg én samenwerking nodig tussen de onderwijsoverheden, het onderwijspersoneel
en de EdTech-sector.

Actiepunten

  • COC pleit voor een overleg tussen de private EdTech-partners, het onderwijsveld en de overheid over het ontwikkelen
    van digitale onderwijstools.
  • COC pleit voor een ruimer gebruik van open standaarden bij het ontwikkelen van digitale tools en een verplichte
    vorm van interoperabiliteit, en wil dat de overheid dat stimuleert en faciliteert.

  • COC ijvert voor het oprichten van professionele netwerken die digitale onderwijstools op basis van open standaarden
    ontwikkelen en ondersteunen en hun expertise daarin delen.

  • COC vindt dat het les- en oefenmateriaal dat door onderwijspersoneelsleden is ontworpen en in digitale tools geüpload,
    niet zonder hun toelating (commercieel) verspreid mag worden door de EdTech-bedrijven achter de tools. Daartoe
    eist COC dat de bestaande regelgeving over auteursrechten op materiaal dat onderwijspersoneelsleden zelf ontwerpen,
    dringend wordt aangepast zodat ze zelf over de volle auteursrechten (dus niet alleen de morele rechten, maar ook de
    gehele vermogensrechten) op hun les- en oefenmateriaal beschikken en naar eigen goeddunken overeenkomsten ter zake
    kunnen afsluiten met het bestuur van hun onderwijsinstelling.

  • COC waarschuwt voor monopolisering in de Vlaamse EdTech-markt en de daaraan verbonden risico’s.

  • Lokaal ziet COC erop toe dat de onderwijsinstelling bewust kiest voor digitale leermiddelen en platformen die de
    onderwijspersoneelsleden ondersteunen zonder hun professionele autonomie (onder andere op didactisch vlak) te fnuiken.